wat een welvingen
welwillend duldt ze slagen
de kerktorenklok
een tak geschonken
door de wind aan het water
laat zijn boom niet los

slimme struisvogels
steken hun kop niet in zand
maar in de wolken
woorden vol liefde
inkt dringt diep in het blad dat
hij huilend verscheurt
op een dun takje
landen duiven dapper voor
krentenboomvruchten
hoogmis in het groen
het divers gebekte koor
zingt zeker niet mis
een dicht wolkendek
zonnestralen verblinden
vliegtuigpassagiers
slechts één vogel fluit
tussen druipende blaadjes
andere zingen
de lucht twijfelt licht
ze grenst aan wat duister is
wolken wachten niet
het bos druipt nog na
vogels zingen elk hun lied
water laat leven
in het voedselbos
zijn mensen en ideeën
om van te snoepen
@denboogerd
de oude auto
hier getest en afgekeurd
rijdt elders verder
het kikkerorkest
klinkt luider dan de eenden
en de ooievaar
ijsblokjes smelten
op hete lavastenen
gans haar lichaam glanst
geen verkeerstoren
toch lukt landen rimpelloos
op de Zwarte Beek
vijf ooievaars zien
wel twintig witte reigers
opeens opvliegen
de windstille dag
creëert kansen voor klokken
het hart te luiden
zichtbaar zorgeloos
twee spelende konijntjes
de werkmens haast zich
het laatste blaadje
groet gans bruin en uitgedroogd
de groene knopjes
haar handen volgen
in keramiek vormt zich haar
afdruk van indruk
vergeelde foto's
vallen uit een bruin album
in oranje vuur
Een triootje van haiku
elegant glijdend
maakt hij aan de Eksterhoek
een sierlijke bocht
met een tijgersprong
duwt zij haar snoet in de grond
al is daar geen kat
twee paar horentjes
aanschouwen het gebeuren
en mekkeren zacht
vuur van een gitaar
knus knetterende klanken
verwarmen het hart
steeds meer facetten
ziet zij nu ze stil blijft staan
in troebel water
de vijver spiegelt
helder onze binnenkant
aan de buitenkant
de kleur van de bril
toont de wereld heel anders
aan wie hem opzet
een boek van zijn hand
gevuld met echte dromen
wordt realiteit
het boek voor de deur
verlangt naar soortgenoten
wachtend op woorden
de oude auto
hier getest en afgekeurd
rijdt elders verder
de dichter beschrijft
de trillingen die hij voelt
dichter bij haar hart
zeven uur gedicht
ze is er zo dadelijk ...
... het is nu acht uur
met harde stoten
gedreven door verlangen
zuigt het lam de ooi
onder zijn zolen
kraken takjes klein en groot
terwijl hij chips eet
ze windt om de wond
liefdevol windels, zonder
woorden in de wind
een ziekenhuisraam
spiegelt dreigende wolken
en heel warme zorg
in knetterend vuur
tonen geschaafde woorden
sierlijke krullen
kroezels kriebelen
in het midden van het bed
bemint hij haar haar
een kind op het strand
met de zon in haar handen
ziet papa stralen
over de tong gaan
woorden die stilte breken
sneeuw valt maar breekt niet
hij telt de sterren
reist er al dromend naar toe
en landt op de grond
op nieuwe vijvers
legt de vorst na veel regen
een glanzend deken
voor avonturiers
bouwt de natuur zelf een kamp
wie steekt het vuur aan?

het licht van de herfst
werpt warmte op droefheid
over wie verdween
mama 26/11/2009
de haan kraait twee maal
de man wacht op een derde
dan ziet hij het licht
dromen in de trein
op het ritme van wielen
tikt de tijd sneller
de wind wiegt bomen
die het gras net ontgroeid zijn
en reiken naar meer
dravende paarden
dartelen door de golven
spetterende klank
de boze peulschil
heeft een eitje te pellen
met het appeltje
de bedelaar buigt
naar waar de wind naar toe waait
zij gaat met hem mee
de wolken plagen
de fietser die geen jas draagt
druppel voor druppel
net geen stilleven
aan het wateroppervlak
weerklinkt vogelzang
zij staat even stil
kijkt naar het opgroeiend bos
en ziet de wereld
drie groene blaadjes
groeien als kinderhanden
dan drijven ze weg
de zon toont haar hart
op een canvas van wolken
kleuren vol liefde

de zoobezoekster
zij steekt de draak met de beer
beide brullen luid
graag zien heeft geen vorm
staat in de steen gebeiteld
woordeloos zichtbaar
vier warme woorden
vloeien als inkt uit zijn pen
vochtig vervagend
een put in de weg
een man duikt over zijn stuur
in de waterplas
in het halfduister
brandt binnenhuisverlichting
wat zachter buiten
die hondenhaartjes
ze zoeken elkaar steeds op
ongeacht hun kleur
liefde in het hart
rimpels in het aangezicht
mooier met de tijd
eendjes dobberen
eender hoe het water golft
volgen zij tevree
heerlijk hommeltje
stuift brommend tussen bloesems
ook wij zoemen zacht
luide beatmuziek
water met een grijze glans
aquagymsessie

de tractor doorkruist
sporen van ebbend water
en kleine pootjes
vlinder op de arm
onuitwisbare indruk
vol betekenis

ochtend op het strand
naast sporen naar de toekomst
lekkers in de zee
de zandkorrel zoekt
een plekje om te schuilen
in de wandelschoen

haan kraait in De Haan
de dame in de douche
ver van het water
dromen in de trein
op het ritme van wielen
gaat de tijd sneller
druppels en bubbels
bespelen het wateroppervlak
zij zwemt er onder
een bad op pootjes
ze maken er golven in
het water loopt weg
boot op open zee
ogen zoeken dolfijnen
voeten vaste grond
de lucht is zo dik
dat sterren onzichtbaar zijn
met open ogen
het licht blijft drijven
op het licht golvend water
avondzon aan zee
nog voor het ontbijt
de geur van versgemaaid gras
sterker dan koffie
een bloesemregen
Linde gedroogd door de zon
zwevend op de wind
ze blijft snuffelen
een plekje voor een plasje
zoeken duurt zo lang
boven groen water
zit een reiger op een stok
wat grijs te wezen
één vijver verder
zit een reiger op een stok
wat wit te wezen
een oude tak ligt
verborgen onder doornen
zichzelf te wezen

zoemen in bloemen
bij een ietwat wilde wei
de klaprozenfans
de kettingzaag knaagt
lustig aan twee boomstronken
de bever verdwijnt
bij de picknickplaats
geurt het naar versgemaaid gras
en heerlijk eten
de boom groeit wat scheef
de klimop kronkelt rond hem
alsof hij recht staat
ik leg een steen neer
daarna maakt zij een paadje
van de grote hoop
ze laat sporen na
op wat nog nooit bevlekt was
de pen des dichters

ze groeien samen
elk jaar wat meer verstrengeld
liefde, natuurlijk!
klinkend als een klok
waar uren snel verstrijken
koekoek in die boom
bij de bedelstaf
liggen herinneringen
zomaar op een hoop
fladderend duifje
een takje in haar bekje
nestje voor eitjes
golven fluisteren
steeds liefdevolle woorden
voor het warme zand
de vloedgolf dondert
het zandkasteel bezwijkt snel
de kinderdroom volgt

de rode wouw roept
gracieus glijdend op wind
wat een kunstwerk
de maan krijgt rimpels
terwijl de wind dartel dolt
met de waterplas
operazanger
één toontje lager zingend
al staat hij hoger
in het mulle zand
tolt de aarde om haar as
slechts een strandbal groot
glanzende ogen
zien meer dan deze wereld
kijkend in elkaar
hij leest het menu
spurt dan weg uit de frituur
ze bakken playboys
hij duikt impulsief
de diepte van de Demer
verrast hem erg hard
de hond zonder staart
kwispelt kwistig vol blijdschap
niemand die het ziet
honden op wandel
baasjes volgen met plezier
zonnige babbels
steen in de ruimte
zijn tocht irrationeel
zijn zijn toch voelbaar
als de zon opkomt
doet de laatste het licht uit
en de ogen toe
natuurwaarneming
driehonderzestig graden
toch is het niet warm
bootjes van papier
dobberend op een beekje
vol kinderdromen
schip rust gehavend
weer wachtend op wild water
een jachtig bestaan
zij ruikt een parfum
hij haalt zijn slag nu toch thuis
man met een blauw oog
in haar rode jas
struint zij weg over de duin
de mist slokt haar op
hij duikt impulsief
de diepte van de Demer
verrast hem erg hard
de kunstenaar kleurt
bewust buiten de lijntjes
zo mooi, zijn stembrief
haag vol geluiden
wordt een ware wervelstorm
wanneer poes passeert
het beeld komt binnen
mondhoeken trekken omhoog
de haiku slaat toe
zij, perfecte huid
hij, de perfecte grasmat
kunststofcollectie
bewegende kunst
Gedichtenstraatbezoekers
worden gelezen
flinterdunne laag
gevormd rond de rondingen
van de koude sloep
de reiger staat klaar
als een paal boven water
zeker van zijn vangst
de ree in het groen
snelt snel weg van de snelweg
glijdend op beton
het paartje huppelt
ze springen over plassen
en over haasjes
muziek masseert zacht
gespannen trommelvliezen
vingers trommelen
wind kamt rietpluimpjes
richting eenzame visser
warhoofd in de wind
haar ochtendpols klopt
het ritme van de regen
zo bonst ook zijn hart
de mist draagt geluid
verder dan je kijken kan
ongehoord gedrag
tussen de lijntjes
zeggen woorden veel te vaak
wat hij niet bedoelt
de man met de mop
kan er echt niet om lachen
zo een vuile vloer
chocolade smelt
kleur in het melkpannetje
water in mijn mond
de verstrooide kok
is wat gul met de kruiden
dat laat niemand koud
wandelend onder
grijze wolk met witte rand
hij al grijs, zij wit
de kleine plas glanst
in de grote groene wei
beide raken me
mooie affiche
politie trad te laat op
festival liep uit
duim en wijsvinger
krampachtig rond het potlood
dat liefde beschrijft
lichtjes fonkelen
ze verbinden onze straat
verlichten de tijd
krakend inzakkend
lichtbevroren bladerdek
zwaar geschrokken hond
de maand december
is in blijde verwachting
van verwachtingen
die laatste boom daar
die nog veel bladeren draagt
draagt zonnestralen
de dronken vogel
koos, geplaagd door drie kraaien
snel het hazenpad
ik leg mijn ei in
de warmte van jouw dons waar
iets moois in ontstaat
de kat in die boom
kijkt onrustig - maar mijn hond
kijkt haar er niet uit
rood gebakken lucht
in de oktoberoven
deken voor de nacht

klaproos in een barst
je verstomde me even
door jouw levenskracht
de hond zonder staart
kwispelt kwistig vol blijdschap
niemand die het ziet
twee wijzers glanzen
de zon verlicht de toren
die soms naar haar wijst
dansende dijen
geven haar heupen ritme
en hem extase
het boek geschreven
in de donkere kamer
mag het licht niet zien
als de zon opkomt
doet de laatste het licht uit
en de ogen toe
verdroogde varens
speelveld voor de lage zon
tijd voor verwarming
hand in hand in hand
over generaties heen
hetzelfde gebaar
de mallemolen
ziet dat de wereld gek draait
terwijl hij stil staat
de flierefluiter
swingt doorheen de rest - maar is
deel van het orkest
wie doet er nu raar?
curieus kijken schapen
naar hij die niet graast
zon op de snoetjes
ritselende bladeren
het ruikt hier naar herfst!
bladeren vallen
alle soorten mengen zich
in de discussie

de horizon zoekt
kijkt ze heeft al gevonden
haar baken van licht
blaadjes dwarrelen
ze verlaten de bomen
die de wind weerstaan
de lucht is nog nat
hij draagt de kleur van de nacht
en fietst naar het licht
op een driepikkel
zit een broeder met één been
als op vier poten
grillige wolken
als bergen in ochtendzon
zwevend door de lucht
die lege doos daar
ligt vol gebroken lampen
toch lijkt ze nog licht
de dobbelstenen
ratelen op de tafel
woorden in de lucht
het laatste daglicht
volgt de galm van kinderpret
en ebt langzaam weg
krakend als trappen
op het ritme van de wind
kreunen de kruinen
oude boerenkar
wordt voor het paard gespannen
het paard trekt verder

splinternieuwe bank
als grote splinter leef jij
verder voor een broek
de avondlucht glipt
binnen langs jouw balkon dat
voor mij open staat
de laatste vlinder
zoekt op een mooie herfstdag
naar de laatste bloem
kijk naar de wolken
zei ze tegen me - maar niets
over dat paaltje
ondersteboven
lag de boerin in de wei
compleet van haar melk
de laatste nevel
verlaat de waterspiegel
fluitconcert weerklinkt
lampionnekes
door drie rode herfstblaadjes
zijdezacht zonlicht
na wind en regen
buigt de zonnebloem oostwaarts
voor een nieuw seizoen
in oma´s keuken
bij het krieken van de dag
geuren balletjes
op het rooster ligt
wiebelend door westenwind
een verdord blaadje
mijn schaduw verdwijnt
ik volg blindelings de zon
en laat me zakken

Maak jouw eigen website met JouwWeb