Een eend zwemt eenzaam door Gullegem

ze zoekt gezelschap met een prachtstem

al is ze wat zwaar

ze vindt die zowaar

bij een verwoed jager uit Latem

 

 

 

Er stapte een wandelaar door As

die zijn boterham vergeten was

zijn trek werd groter

in iets met boter

huiswaarts keerde hij met snelle pas

 

 

 

Er was eens een haagplant in Kraainem

daar kwamen graag vogels op adem

toen vloog die Vlaamse gaai

op de vlucht voor een kraai

pardoes in de wulpse vrouws boezem